('kla:gən) (klaagde, heeft geklaagd) [klnb.]
1. smartelijke gewaarwordingen, door geluiden of woorden openbaren : de zieke klaagt nederig.
2. zijn misnoegen uiten : over iemand of iets -; geen reden tot - of niet te hebben; hij klaagt (erover) dat... → steen.
3. klagend mededelen : iemand zijn nood -; ’t is God geklaagd, het schreit ten hemel.