(opən'ba:rən) (openbaarde, heeft geopenbaard)
I.1. wat verborgen was aan het licht brengen: de Heer heeft zijn heil geopenbaard; een geheim -; iemand aan zichzelf -, hem zijn ware aard doen zien.
Tgst. geheimhouden.
2. bovennatuurlijke waarheden, die het verstand niet kon achterhalen, bekendmaken: ’t heeft God behaagt ons de weg ter zaligheid te -; de geopenbaarde godsdienst.
II. zich -
1. zich kenbaar maken: God openbaart zich in zijn werken.
2. tot uiting komen: een geest van orde die zich in al zijn verrichtingen openbaart; een meningsverschil openbaarde zich al dadelijk in de vergadering.