('kennәr) m. (-s)
1. Algm. hij die iets kent: een van zijn tijd, van het verborgene, van talen, van muziek; aller harten, God.
2. Inz. iemand met praktische of wetenschappelijke kennis van iets: een goed, groot, degelijk, keurig der natuur, der Oudheid, van het Grieks; -s en liefhebbers; de blik, het oog van een -; iets voor -s; zijt gij -?