Wat is de betekenis van Kenner?

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kenner

kenner - Zelfstandignaamwoord 1. deskundige Een wijn[[kenner]] weet veel van wijn. Woordherkomst Naamwoord van handeling van kennen met het achtervoegsel -er Verwante begrippen deskundige

2024-04-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

kenner

kenner - zelfstandig naamwoord uitspraak: ken-ner 1. wie ergens veel van af weet ♢ hij is een kenner als het gaat om goede wijn Zelfstandig naamwoord: ken-ner de kenner de kenners...

2024-04-27
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

kenner

deskundige.

2024-04-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Kenner

s., kenner, kender.

2024-04-27
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kenner

m. (-s), hij die kent; in ’t bijz.: 1. hij die weet wat en hoe iets werkelijk is, die het doorgrondt: God is een kenner der harten, een kenner van het verborgene; 2. iem. die kennis van —, bekendheid met iets bezit: een groot kenner van het Spaans; een kenner van de Oost; 3. iem. die van een zaak, inz. van kunst, verstan...

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kenner

m. kenners (iem., die iets kent; inz. iem., die verstand van iets heeft): een kenner der Oosterse talen; met de blik, het oog van den kenner; iets voor kenners; zijt gij kenner? b.v. van schilderkunst.

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

kenner

('kennәr) m. (-s) 1. Algm. hij die iets kent: een van zijn tijd, van het verborgene, van talen, van muziek; aller harten, God. 2. Inz. iemand met praktische of wetenschappelijke kennis van iets: een goed, groot, degelijk, keurig der natuur, der Oudheid, van het Grieks; -s en liefhebbers; de blik, het oog van een -; iets voor -s; zijt gij -?

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

kenner

m. (-s), hij die kent; in het bijzonder: 1. hij die weet wat en hoe iets werkelijk is, die het doorgrondt: God is een — van de harten, een — van het verborgene; 2. iemand die kennis van, bekendheid met iets bezit: een groot — van het Spaans; een van het Oosten; 3. iemand die van een zaak, m. n. van kunst, verstand heeft, die er...