('ke:lən)
I. bn. Wapenk. van keel, rood : een leeuw op gouden veld.
II. (keelde, heeft gekeeld)
1. de keel afsteken, slachten : een varken -.
2. op wrede wijze ombrengen : iemand -.
3. stoffelijk of zedelijk te gronde richten : lijf en ziele -.