1. met een snijdend werktuig slaan om te scheiden, te kloven, te verdelen, fijn te maken enz.: met een mes -; in het bos -.
2. met een snijdend werktuig in delen splitsen, in stukken splijten, fijn maken enz.: aan of in stukken, moten -; in tweeën, vieren -; doormidden, middendoor -; groenten, vlees -; ik laat mij (eerder) -, sterke verzekering. ➝ frikadel.
Syn. ➝ hakken.
3. door middel van afhouwen slaan, afscheiden: bomen -; de mast bij storm -; een hond een stuk van zijn staart het anker(touw), de kabel of de kabels -, het touw, waaraan men ten anker ligt, afhakken en het anker prijsgeven, wanneer men geen tijd meer heeft om het anker te lichten. ➝ anker.
4. door hakken doen ontstaan, maken: een weg door het bos; een hut in het ijs -.
5. met de hoeven klauwen: de paarden -.
II. (kapte, heeft gekapt)
1. Veroud. de kap, het hoofdtooisel op het haar van een vrouw plaatsen, ordenen.
2. Uitbr. het hoofdhaar opmaken, in orde brengen: dames worden gekapt, laten zich -; zich netjes, nonchalant -; een keurig gekapte jongeheer; het haar gekapt dragen, niet meer los en hangend.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk