('ka:kələn) (kakelde, heeft gekakeld) [klnb.]
1. roepen der kippen die gelegd hebben : -de hennen.
2. het maken van dergelijk geluid bij andere vogels : een -de papegaai.
3. luid babbelen, zodat men zich alleen van het gesprek meester maakt : een -d oud
vrouwtje. Syn. →: babbelen.