Wat is de betekenis van kakelen?

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kakelen

kakelen - Werkwoord 1. (inerg) (dierengeluid) geluiden voortbrengen zoals kippen dat doen Toen hij de kippen kwam voeren, kakelden zij opgewonden en pikten hongering naar het voer. 2. (inerg) overdrachtelijk zinloos en luid praten En dat mens kakelde de h...

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

kakelen

kakelen - regelmatig werkwoord uitspraak: ka-ke-len 1. tok tok roepen ♢ de kippen zaten te kakelen op hun stokken 2. hard en druk praten ♢ wat zaten die moeders weer te kakelen Regelm...

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Kakelen

v., keakelje; (luid babbelen). kweakje, tsjetterje.

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kakelen

(kakelde, heeft gekakeld), 1. het roepen der kippen, inz. als zij gelegd hebben, vand. oneig. als „zeggen” tgov. „doen” gesteld; 2. (fig.) luid en druk praten, snateren ; — kletsen, lellen ; druk spreken (over); kwaadspreken ; — luid door en tegen elkander in praten, twisten; 3. (van kleuren) schel afsteken, vl...

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kakelen

kakelde, h. gekakeld (1 het geluid van kippen [die gelegd hebben], ook wel van andere dieren; 2 fig. luid babbelen, snateren): 1 ik hoor twee kippen kakelen; een kooi met een kakelende papegaai; 2 meisje, zit je weer te kakelen?

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

kakelen

('ka:kələn) (kakelde, heeft gekakeld) [klnb.] 1. roepen der kippen die gelegd hebben : -de hennen. 2. het maken van dergelijk geluid bij andere vogels : een -de papegaai. 3. luid babbelen, zodat men zich alleen van het gesprek meester maakt : een -d oud vrouwtje. Syn. →: babbelen.

2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

kakelen

(kakelde, heeft gekakeld), 1. het roepen van de kippen, meestal wanneer zij gelegd hebben, vandaar oneig. als zeggen tegenover doen gesteld; 2. (fig.) luid en druk praten; kwaadspreken; twisten; 3. (van kleuren) fel afsteken, vloeken, kakelvers, bn., van eieren: pas gelegd, geheel vers.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)