Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 24-06-2020

babbelen

betekenis & definitie

('babbələn) (babbelen, heeft gebabbeld) de kaken bewegen nl.

1. knabbelen, beknabbelen : het woord komt nog voor in „babbelaar" (1).
2. a. aanhoudend praten over onbeduidende dingen : wat kan dat mens toch -! Syn. kakelen, kallen, klappen, kletsen, kouten, praten, rammelen, snappen, snateren. Tgst. zwijgen.
b. gezellig praten, keuvelen ; ik wou maar alleen eens even komen -.
c. kwaadspreken : er wordt veel over hem gebabbeld.
d. vertellen wat men moest verzwijgen : pas op dat je niet babbelt.

< >