(izo'le:rən) (isoleerde, heeft geïsoleerd)
1. afzonderen, alleen stellen, op zichzelf plaatsen : besmettelijke zieken -; zich van zijn omgeving -.
2. Natk. verhinderen dat de elektriciteit verder vloeit: rubber, glas isoleert, isolering v. (-en).
Gepubliceerd op 30-06-2020
betekenis & definitie
(izo'le:rən) (isoleerde, heeft geïsoleerd)
1. afzonderen, alleen stellen, op zichzelf plaatsen : besmettelijke zieken -; zich van zijn omgeving -.
2. Natk. verhinderen dat de elektriciteit verder vloeit: rubber, glas isoleert, isolering v. (-en).
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: