Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 24-02-2020

zichzelf

betekenis & definitie

wedk. vrnw.(...zelven) versterking van zich: hij was niet meer van woede; - of zichzelve respekteren; zjj is nogal ingenomen met - of zichzelve; te veel van houden; vormen; op beschouwd; het is in even volmaakt. Gez. het is een wereld op -, een aparte wereld; iets voor maken, voor zijn eigen gebruik: voor - of zichzelve leven, niet in gezelschappen verkeren of baatzuchtig zijn.