('in) (kromp in, ingekrompen)
I. (heeft)
1. door krimpen dichter doen worden : iets laten -.
2. samen doen trekken : de slagorde -.
3. kleiner maken : zijn uitgaven -.
4. doen afnemen : zijn hoogmoed -.
5. zich -, zijn uitgaven verminderen.
II. (is)
1. door krimpen dichter worden : de stof zal -.
2. zich samentrekken : het hart krimpt me in.
3. kleiner worden : de tijd krimpt in.
4. afnemen ; zijn fortuin krimpt gedurig in.