('dichter) m. (-s)
I. Eig. hij die goede verzen dicht : Vondel en Gezette zijn onze grootste -s; om te wezen wordt vereist diepte van gevoel, kracht van verbeelding en individualiteit van uitdrukking.
II. Metf.
1. hij die waarneemt, voelt als een dichter : in de ziel.
2. woordkunstenaar : ook een prozaschrijver kan wezen.