('ijvər) m.
1. vurige, werkzame liefde : voor God en vaderland; met heilige -.
2. Uitbr. met lust gepaard gaande vlijt voor enig werk : vol -; met aan iets werken; zijn bekoelt; blinde -, zonder overleg; Bijb. aandoen, ijverig worden. Syn. naarstigheid, vlijt.