Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

huwen

betekenis & definitie

('hu:wən) (huwde, gehuwd)

I. (heeft)
1. in het huwelijk treden met : hij heeft zijn jeugdvriendin gehuwd; hij huwde met zijn nicht.
2. door het huwelijk verkrijgen : hij heeft een groot eigendom met haar gehuwd.
3. in het huwelijk verbinden : hij heeft zijn dochter aan een kapitein gehuwd.
4. verbinden, verenigen met, paren aan : hij huwt ijver aan kennis ; de kristelijke filozofie heeft zich gehuwd aan de oude natuurfilozofie.

II. (is) een huwelijk aangaan : Henriette Kegge is verleden jaar gehuwd. → handschoen. Syn. trouwen.

< >