Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

handschoen

betekenis & definitie

('hant) (-en; -tje)

1. m. en v. Eig. kledingstuk om de hand te bedekken : dikke, dunne -en; filozellen, floretten, garen, gebreide, lederen, pekari, wollen, wildlederen, zeemlederen, zijden -en; glacé-, gummihandschoenen; gele, sneeuwwitte -en; geparfumeerde -en; -en met bont; -en met (druk)knoopjes, haaksluiting, lubben; een op de rektang zetten; zijn -en aandoen, aankrijgen, aantrekken, dichtknopen, omslaan; boks-, sport-, tuin-, werk-; een die alleen de duim en niet de vingers afzonderlijk omgeeft, heet want; de gewapende, ijzeren van een →: harnas. Gez. de aanvaarden, opnemen, de aangeboden strijd aanvaarden; ekskuseer mijn -! verontschuldiging als men iemand de hand reikt met een handschoen aan; iemand de bieden, toewerpen, tot de strijd uitdagen; met de huwen, trouwen, bij afwezigheid van de bruidegom, met een door deze gevolmachtigde persoon. →: kat.
2. v. Metn. met de handschoen getrouwde vrouw.

Enc. Handschoenen waren reeds in de Oudheid in gebruik, niet als luxeartikel, maar als beschermingsmiddel bij ruwe arbeid of tegen besmetting. Op Egyptische gedenktekenen zijn lange handschoenen afgebeeld, als belasting of geschenk medegebracht. Homeros beschrijft Laërtes, die handschoenen draagt in zijn tuin. Herodotos verhaalt dat Leotuchides een handschoen met geld vulde, en volgens Xenophoon droegen de oude Perzen vingerhandschoenen van kostbaar pelswerk. Ook de Romeinen kenden de handschoen.

Varro beweert dat olijven met de blote hand geplukt, beter zijn dan die met de handschoen verzameld. Opmerkenswaardig is dat het middeleeuwse Latijnse woord guantus (vanwaar Frans gant), of wantus, van Germaanse oorsprong (ons want) is. In de middeleeuwen droegen de ridders, bij hun wapenrusting, handschoenen van maliën, later van leder, met metalen platen op de rugzijde. Ook de jagers o. a. de valkenjagers gebruikten handschoenen van dierevellen. In de XIIe eeuw wordt de handschoen meer en meer een luxeobjekt. De keizers, de edellieden, de bisschoppen enz. dragen purperen handschoenen, vaak met edelstenen versierd.

Men vervaardigt ze van fijne vellen, van fluweel, van zijde enz. In het burgerlijk leven heeft de handschoen symbolische betekenis gekregen. Bij de ridders is hij het teken voor een belening ; bij uitdaging werpt men de tegenstander een handschoen in het gezicht en wie hem opraapt, neemt de uitdaging aan. In vroegere tijden kon men iemand een bevoegdheid overdragen door hem zijn handschoen te zenden. Vandaar het gebruik van het huwelijk met de handschoen d. i. door een vertegenwoordiger. In de xvide eeuw waren handschoenen algemeen in gebruik o. a. gele zeemlederen of, nog voornamer, witte.

Zij werden vaak met zijde, goud of zilver geborduurd en ook geparfumeerd. Glacéhandschoenen stammen uit de xixde eeuw.

< >