[klnb.]
I. tw.
1. uitroep van huivering als gevolg van koude, schrik, vrees: -, ik beef van de koude.
2. uitroep om paarden aan te sporen of (op een andere toon uitgesproken) te doen stilhouden: -, paardje, -!
II. o. (-’s) uitroep als onder (I.) beschreven: een krachtig -.