Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

hoofdletter

betekenis & definitie

('ho:ft) v. (-s) een door grote afmeting onderscheiden letter : de eigennamen beginnen met een -. Syn. kapitaal, majuskel.

Tgst. kleine letter, minuskel.Spraakk. De hoofdletters dienen om een woord (groep) van andere te onderscheiden en speciaal te doen uitkomen dat het woord of de woordgroep tot een biezondere soort behoort. Hieruit vloeien de volgende biezondere regels voort. Men schrijft, in het Nederlands, met hoofdletter :

1. het eerste woord van elke volzin en, in poëzie, van elke dichtregel, behalve wanneer de volzin enz. een afkappingsteken vóór zich heeft : ’t Gedicht | Uit plicht | Gelukt niet licht.
2. alle eigennamen van personen: Albert, Rubens. Wanneer zij uit de vereniging van twee woorden bestaan, wordt ieder hoofddeel met een hoofdletter geschreven: Jan Steen, De Wit. Bij namen, die uit drie delen bestaan, waarvan het eerste een voorzetsel en het tweede een lidwoord is, behoudt het middelste de kleine letter: Van den Berg. In Noord-Nederland schrijft men gewoonlijk een eigennaam, die met een voorzetsel of bepalend lidwoord begint, met een kleine beginletter : van Lennep, de Hooch. In Zuid-Nederland is dit alleen het geval bij namen van adellijke personen. Ook de bijvoeglijke naamwoorden, als toenamen achter eigennamen geplaatst, hebben een hoofdletter : Alexander de Grote; Jan zonder Land. De bijvoeglijke naamwoorden van eigennamen afgeleid, beginnen met een hoofdletter : Amsterdams, Antwerps, Engels, Russisch. Het schrijven van die bijvoeglijke naamwoorden met een kleine beginletter, wordt door de spelling De Vries en te Winkel afgekeurd. Wanneer de bijvoeglijke naamwoorden, zelfstandig gebezigd, een taal of een dialekt aanduiden, schrijft men ze met een hoofdletter.
3. woorden die met eigennamen gelijkstaan o. a.
a. de namen der Godheid, de persoonlijke en de bezittelijke voornaamwoorden, die er betrekking op hebben: Want Hij, Hij leeft, de God der goden; God en Zijn volmaaktheden. De met de naam der Godheid samengestelde woorden en de bijvoeglijke naamwoorden ervan afgeleid, hebben een kleine beginletter : een godsoordeel; goddelijk.
b. de namen van feestdagen : Allerheiligen. Wanneer die namen als adjektief enz. of in een samenstelling voorkomen, hebben zij een kleine letter : paaslam.
c. de aardrijkskundige eigennamen : Nederland, de Schelde. Zijn zij samengesteld, dan krijgt ieder hoofddeel een hoofdletter : de Middellandse Zee; de Golf van Biskaje; Zuid-Engeland; Vóór-Indië, Oost-Indië. De namen van onze provincies schrijft men echter het best aaneen : Noordholland, Westvlaanderen. De adjektieven afgeleid van een geografische naam die uit twee delen bestaat, worden aaneengeschreven en beginnen met een hoofdletter : Zuidengels, Vóórindisch, Oostindisch, Oudgrieks.
d. de namen van sterren(groepen), geologische tijdperken, van straten en pleinen, van kranten, openbare en andere bekende lichamen, van schepen en vliegtuigen : Sirius, de Tweelingen; Plioceen, Tertiair; Kalverstraat, Nieuwstraat, Beursplein; Rotterdamse Courant, Standaard; Raad van State, Senaat, Tweede Kamer; De Oranje, Zilvermeeuw.
e. de geschiedkundige namen in al hun delen : de Tiendaagse Veldtocht; de Franse Revolutie.
f. de namen van volken : de Vlamingen, Ook de daarvan afgeleide adjektieven.
g. gemene persoonsnamen, wanneer uit de omstandigheden moet blijken, wie bedoeld wordt: de Koning (nl. van ons land); de Burgemeester (nl. van deze plaats).
h. namen van zaken die, in de retorische apostrofe aangesproken, als personen voorgesteld worden : U roep ik geenszins aan. Verbeelding,
i. de hoofdwoorden in titels van personen : Weledelezeergeleerde Heer; Z. K. H.
j. elk naamwoord of alleen het beginnaamwoord in de titel van een geschrift of boek : De Leeuw van Vlaanderen; De Ziekte der geleerden.
k. woorden die een schrijver biezonder wil laten uitkomen : in ’t Verleden ligt het Heden; het Ik.

Opmerking. Overdrachtelijk gebruikte eigennamen die soortnamen zijn geworden, beginnen met een kleine letter : astrakan, champagne. Hetzelfde geldt van samenstellingen waarvan het eerste lid de naam is van de ontdekker of uitvinder of waarvan het eerste lid als soortnaam kan worden beschouwd : marconitoestel, dieselimotor); javasuiker, sint-bernardshond.