vorsten in Palestina:
1. de Grote, ° 73 v. K., zoon van de Idumeër Antipater, 39 door de drieman Antonius tot koning der Joden benoemd, ruimde al wie zijn argwaan wekte, zelfs zijn bloedverwanten uit de weg, bouwde de burcht Antonia en de nieuwe tempel te Jeruzalem, beleefde de geboorte van Kristus (bezoek der Driekoningen, kindermoord van Bethlehem), † naar onze (onjuiste) tijdrekening 4 v. K. Zijn rijk werd onder zijn drie zonen Archelaos, Herodes Antipas en Herodes Philippos verdeeld.
2. Antipas, vorst van Galilea en Perea, zoon van (1), gemaal van Herodias, oordeelde Jezus Kristus, door Pilatus naar hem gezonden, en deed Joannes de Doper onthoofden. ➝ Pilatus.
3. Philippos, viervorst der noordelijke gewesten van Palestina, zoon van (1), † 34.
