(hels) bn. en bw.
1. van, uit of betreffende de hel: de -e verdoemenis ; -e geesten ; de duivel is de -e vijand ; de -e →: Breughel. →: machine.
2. duivels, afschuwelijk : een plan; lawaai.
3. boos, woest: 't is om bij te worden.
4. vreselijk : liegen.