(he:l'al) o. (–len)
1. geheel van alles wat bestaat.
2. Bepk.
a. geheel van het geschapene : het – verkondigt Gods glorie.
b. wereldstelsel : ontelbare –len.
c. afgezonderd geheel van mensen of zaken, wereld : een – van rampen; het groot –, de wereld; het klein –, de mens.