v. (-n, -s) het groot zijn nl.
1. aanmerkelijke uitgebreidheid, ruimte, omvang: het huis onderscheidt zich door zijn -.
2. omvang, uitgestrektheid: de van een land; de naar tweede politieke partij; (in) natuurlijke, ware -; een ster van eerste, tweede enz. -, indeling der sterren naar hun graad van helderheid. ➝ ster.