('grendəl) m. (-en,-s;—tje) [~ Mlat. grunda, paal]
I. Eig. stang, staaf om te sluiten nl.
1. ijzeren schuifbout tot afsluiting van deuren en poorten : de op de deur doen; de van een → slot; achter de -s, in de gevangenis.
2. sluitinrichting van een geweer.
II. Metf. → steenhouwersgereedschap bestaande uit een of meer puntige beitels in het uiteinde van een heft. III. Grendel Germ.Myt. zeemonster. → Beowulf.