(gra:vən)
(groef, heeft gegraven).
1. Eig. met een spade of ander gereedschap in de grond delven : een kuil -, een graf -, de fundamenten van een huis -; naar iets -; de mollen gangen onder de grond. → graf, kloof, kuil. Syn. → delven.
2. Metn. gravend uit de grond halen : goud -.