m.
1. Eig. in de Griekse mytologie, knoop door de Phrygische koning Gordias, aan de dissel van zijn wagen kunstig gelegd, aan de ontwarring waarvan de sage de heerschappij over Azië had verbonden; werd door Alexander de Grote doorgehakt.
2. Metf. ingewikkelde, netelige zaak: de (gordiaanse) knoop doorhakken, een onoplosbare moeilijkheid uit de weg ruimen.