(genə'ra:l) [Fr. < Lat. generalis, algemeen]
I. bn. (...rale) algemeen: een ...rale waarheid; in ’t -; een ...rale repetitie; de ...rale staf ; ...rale biecht over het gehele vroegere leven of een deel daarvan. → advokaat-generaal, direkteur-generaal, goeverneur-generaal.
II. m. (-s; -tje) algemeen overste nl.
1. Krijgws.
a. opperbevelhebber van verschillende wapens: der kavalerie; tot uw orders, -!
b. veldheer, bevelhebber van een troepenafdeling: Napoleon was een goed -.
2. Kat. opperste hoofd van een kloosterorde: de der jezuïeten.