Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

geneeskunde

betekenis & definitie

(gə'ne:s) v. (-n)

1. Eig. wetenschap van het menselijk lichaam met het oog op het genezen van ziekten: de beoefenen, onderwijzen, studeren, uitoefenen; kandidaat, doctor, hoogleraar in de -; de fakulteit der -. Syn. geneeskunst, medicijnen.
2. Metn. boek daarover.

GENEESKUNDE

I. INDELING

De geneeskunde handelt over de inwendige bouw (ontleedkunde of anatomie) en de levensverrichtingen (verrichtingsleer of fysiologie) van het menselijk lichaam; over de ziekten (ziektenleer of patologie), de genezing van wonden (heelkunde of chirurgie) en het baren van kinderen (verloskunde of obstetrie).

II. GESCHIEDENIS

1. Oudheid en Middeleeuwen.

In de oudheid werd, evenals nu nog bij de natuurvolken, het ontstaan van ziekten toegeschreven aan de invloed van boze geesten, die door de offeranden en bezweringen der priesters moesten verzoend worden. De oudste geneeskundige bron is een Egyptische papirus uit de XVIIde eeuw v. K. Bij de Grieken gaf Hippokrates (Vde eeuw) aan de geneeskunde een wetenschappelijke grondslag. Later begonnen Herophilos en Erasistratos te Alexandrië de studie van het menselijk lichaam. Van Alexandrië kwam de geneeskunde bij de Romeinen, waar Galenos en Celsus de voornaamste vertegenwoordigers zijn.

In de middeleeuwen, toen Galenos als de enige onaantastbare autoriteit gold, bewaarden en vertaalden de Arabieren veel antieke werken en maakten zij zich verdienstelijk op het gebied van het ziekenhuiswezen. Ook onder de monniken in de kloosters (o. a. Monte Cassino) werden enkele beoefenaars der geneeskunde gevonden. Een heelkundige uit de XIIde eeuw is Yperman (Z. N.)

2. Nieuwe en Nieuwste Tijd.

Met Vesalius (Z. N.) in de XVde eeuw wordt de moderne geneeskunde geboren. Voor zijn talrijke ontdekkingen moest Galenos’ leer, die 15 eeuwen had getrotseerd, wijken. Naast hem zijn te noemen: Paracelsus, Fallopia, Eustachius, Pauw (N. N.), Bontius (N. N.) van Helmont (Z.

N.), Harvey, van Horne (N. N.), Sylvius (N. N.), de Graaf (N. N.), Tulp (N. N.), van Diemerbroeck (N. N.), Glisson, Sydenham, Rüdbeck, van Leeuwenhoek (N.

N.), Palfijn (Z. N.), Meibom, Verheyen (Z. N.). In de XVIIIde en XIXde eeuw bereikte de geneeskunde een hoge graad van ontwikkeling in al haar vertakkingen. De anatomie werd met nieuwe feiten verrijkt, o. a. door Albinus (N. N.), Camper (N.

N.), Bichat, terwijl de kleuring der weefsels door anilinekleuren, de verbetering van de mikroskoop enz. haar ten goede kwamen. Op het gebied der fysiologie vormen van Haller, Müller, Bernard, Donders (N. N.), Moleschott (N. N.), Du Bois-Reymond een internationale broederschap die de verrichtingsleer tot een betrouwbare gids maakte. In de patologie hebben een groot aantal medici getracht een verklaring voor het ontstaan der ziekten en nieuwe geneesmetoden te vinden. Onder hen munten uit: Boerhave (N.N.), Stahl, Hoffmann, De Gorter (N.N.), Brown, Barthez, Auenbrugger, Mesmer, jenner, Laennec, Rasori, Broussais, Hahnemann, Pasteur, Virchow, Lombroso, Langerhans, Winkler (N.N.).

De heelkunde, die in de XVIIIde eeuw op namen mocht roemen als Petit, Cosme, Heister, Pott, Hunter, Desault, Plenck, betrad in de tweede helft der XIXde eeuw geheel nieuwe banen door de invoering van de kunstmatige gevoelloosheid, van de antisepsis (Lister) en de asepsis, van het bloedloos opereren, van de konservatieve wondbehandeling en de röntgen- of x-stralen. Von Billroth was een beroemd operateur. Eindelijk werd de verloskunde op wetenschappelijke basis door geëksamineerden uitgeoefend. Van Deventer (N.N.), Smellie, Baudelocque en Leroy zijn hier leermeesters. In de XXste eeuw verkregen de volgende geleerden de Nobelprijs voor fysiologie of geneeskunde: von Behring en Ehrlich (seroterapie), Ross en Laveran (malaria), Finsen (lichtterapie), Pawlow (verduwingsklieren), Koch (tuberkelbacil), Golgi en Ramon y Cajal (neuronenteorie), Metsjnikov, Nicolle en Bordet (bakteriologie), Kocher (krop), Kossel (eiwitstoffen), Gullstrand (oogheelkunde), Carrel (weefselteelt), Richet (anafylaxie), Barany (oorheelkunde), Krogh (capillariteit), Hill en Meyerhof (spiersamentrekking), Banting en MacLeod, Cori en Houssay (insuline), Einthoven (N.N.) (hartslag), Fibiger (kanker), Wagner von Jauregg (paralysie), Eykman (N. N.), Hopkins, Szent-Györgyi, Dam en Doisy (vitaminen), Landsteiner (bloedgroepen), Warburg (stofwisseling), Adrian en Sherrington (zenuwcellen), Morgan (voortplanting), Minot, Murphy en Whipple (geneesmiddel tegen anemie), Spemann (ontwikkeling van het embryo), Lœwi en Dale (overdraging van de zenuwprikkel), Heymans (Z.N.) (ademhalingsregulatie), Domagk (prontosil), Erlanger en Gasser (zenuwvezels), Fleming, Florey en Chain (penicilline), H.

Muller (erfelijkheidsleer). Verder zijn te noemen Forel (psychiatrie), Treub (N. N.) en Daels (Z. N.) (gynekologie), Wassermann (syfilis), Gorter (N. N.) (kinderziekten).

< >