('we:tənschap) v. (-pen)
1. Algm. datgene wat men weet, kennis ; welk is uw omtrent die zaak? met die had je me moeten waarschuwen.
2. Inz.
a. praktische wetenschap, weet, handigheid ; elk ding heeft zijn -.
b. geheel van zekere kennissen en van hun oorzakelijk verband : de beoefenen, bevorderen; de der talen; voor de leven; de steekt in geen bed van pluimen, wie leren wil moet vroeg de veren ruimen. Syn. → geleerdheid.