I. ('ge:nə) aanw. vrnw. [wsch. ~ ginds]
1. (zelfst.) die daarginds, wijst op een meer verwijderde persoon of zaak. → deze.
2. (bijv.) gindse: hij woont aan deze zijde van de straat, en zijn vader aan -.
Opm.
1. Zelfstandig gebruikt en betrekking hebbend op personen, heeft gene een n in het meervoud.
2. Gene komt uitsluitend in de schrijftaal voor.
II. verbogen vorm van geen.