Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

ge

betekenis & definitie

A. toonloze vorm van gij.

B. vrvgs. [~ Lat. co, cum, met] heeft de betekenis van:
I. mede: gebroeders. -

II.

1. Algm. samen: gebak, gebergte, gedierte, gehoor, gehucht, gepeupel, getal.
2. Inz.
a. vóór de stam van een wkw., met de betekenis van een gedurige herhaling: geroep
b. bij de vorming van het verleden deelwoord van wkw., aanduidend dat de werking geheel en al voltooid is: gedaan.
c. bij bn., met de betekenis van voorzien van: gehandschoend.

Opm. Ge kan met de stam van alle werkwoorden zelfstandige naamwoorden vormen: geblaf, geboer enz. Alleen de voornaamste zijn hier opgenomen.