(gə'moedələk) bn. en bw. (-er, -st)
1. ernstig van gemoed (I 1), nauwgezet : een godvruchtige, -e vrouw; een onderzoek.
2. zich eerder door het gemoed (I 2) dan door het verstand latende leiden : een dichter; een -e
overtuiging in godsdienstzaken.
3. teergevoelig, goedhartig : een oudje; een -e glimlach.
4. innig, gezellig, genoeglijk : een -e baas; praten.