Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 24-02-2020

vrouw

betekenis & definitie

v. (-en; -tje)

I. Eig.
1. Algm. persoon van het niet-mannelijk geslacht : één is duizend mannen te erg; werkvrouw; is de aanspreektitel van een uit de lagere stand. → Onze-Lieve-Vrouw.
2. Inz. echtgenote : man en -; hier is zijn -; groeten aan de -.

Gez. de des huizes; de meesteres; de oude -, moeder; een die de broek aan heeft, die de baas is in huis; een nemen, in het huwelijk treden; een zoeken, willen trouwen. II. Metf.

1. speelkaart met de afbeelding van een vrouw : de van harten, schoppen.
2. zwak, onbestendig persoon : zij is een echte -.