v. (-n)
I. Eig. het denken o. a.
1. het verrichten van geestesarbeid om te begrijpen, te oordelen enz.: diep, sterk in -n zijn; in -n verloren; iets in -n doen, werktuiglijk, zonder erg of opzet,
Syn. ➝ afgetrokken.
2. het voor waar houden: vrijheid der -.
3. het zich voor de geest roepen: zich troosten met de aan het hemelse.
4. herinnering: de aan iets bewaren; het is mij uit de gegaan; in (eeuwige) blijven.
5. beraad, overleg, overweging: iets in (zijn) -(n) nemen; in -(n) staan wat te doen.
II. Metn. wat men denkt nl.
1. voorstelling van de geest: een aangename, blijde, duistere, drukkende, ernstige, kwellende, sombere, strelende, treurige, zwaarmoedige -; de kring van iemands -n; zich geen van iets kunnen maken; zich met deze of gene bezighouden; de -, die aan dat boek ten gronde ligt, is vals. Gez. -n zijn tolvrij, iedereen heeft de vrijheid om te denken wat hij wil; geen -! geen sprake van! in zijn -(n), in zijn geest, zijn verbeelding of bij zichzelf, in zijn binnenste; met zijn -n afwezig zijn, de geest met andere zaken bezighouden of afgetrokken van geest zijn; waar zijn uw -? waar denkt ge aan? zijn -n verzamelen, alle aandacht van de geest op een punt richten of zich bezinnen.
Syn. ➝ bedunken.
2. gedachten overlegging; opdat de -n van velen zich openbaren.
3. mening, oordeel, zienswijze: een aangaande, omtrent, over iemand of iets; een grote, hoge, geringe, kleine, goede, slechte, (on)gunstige van of over iemand of iets hebben, koesteren, opvatten, opwekken; iemands willen vernemen; in de dat...; van zijn; bij zijn blijven; tegen zijn spreken; van -n verwisselen met iemand.
4. vermoeden; ik had er geen op dat zo iets mij overkomen zou.
5. plan, voornemen: iemand tot andere -n brengen; op de komen; van zijn; van veranderen; op twee -n hinken, in twijfel staan of men het een of het ander zal kiezen of van twee beginsels of denkbeelden, nu eens het ene, dan weer het andere volgen.