Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

gebouw

betekenis & definitie

o. (-en; -tje)

I. Eig. het voortdurend bouwen: er is hier veel drukte met al dat -.

II. Metn. bouwwerk: een optrekken, slopen. ➝ grondslag.

III. Metf.

1. samenstel: het van zijn plannen.
2. samenhangend geheel: het van de godsdienst.

ENIGE DER GROOTSTE GEBOUWEN

A. Hoogte. m
1. Empire State Building te New York 381
2. Chrysler Building te New York 323
3. Eiffeltoren te Parijs 300
4. Washington-monument te Philadelphia 170
5. Stadhuis te Philadelphia 163
6. Munster te Ulm 162
7. Dom te Keulen 158
8. Piramide van Cheops 146

Vergelijk:

St.-Stephanuskerk te Wenen 143 St.-Pieterskerk te Rome 137

O.-L.-Vrouwekerk te Antwerpen 123
B. Plaatsruimte voor personen
1. St.-Pieterskerk te Rome 45 000
2. Dom te Keulen 30 000
3. St.-Paulus te Londen 25 000
4. Notre-Dame te Parijs 21 000
5. O.-L -Vrouwekerk te Antwerpen 17 000