Synoniemen zoeken
Synoniem van gebouw
Synoniem van 'n ander trefwoord
Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
gebouw
gebouw - overdekt bouwwerk dat dient voor verblijf, bijeenkomsten, onderdak en dergelijke. In België gedoen. Een formeel synoniem is pand. In een gebouwencomplex heet het belangrijkste gebouw, bijvoorbeeld dat met de grootste ingang, het hoofdgebouw; bijgebouwen of appendances zijn minder prominent. Mensen wonen in een huis (zie aldaar), dat min of meer solide is. Kastelen zijn groot en versterkt en behoren toe aan een adellijk persoon. Synoniem: slot. Een jachtslot wordt door de kasteelheer alleen gebruikt in perioden van jacht; de burcht is indrukwekkend en ongenaakbaar. Een vorst of (aarts)bisschop woont in een groot paleis; een Moors paleis in Spanje noem je alcazar, een Turkse vorst verblijft in een serail. De vertrekken van een koelhuis of vrieshuis zijn goed geïsoleerd, zodat er bijvoorbeeld vlees gekoeld in kan worden bewaard. Een licht gebouw dat dient als berg- of werkplaats heet een loods (zie aldaar). In een pakhuis, dat uit steen bestaat, slaat men handelswaar op. (Zie: bewaarplaats.) Vemen zijn pakhuizen van vemen; voor stortgoed als graan is een silo bedoeld, en in een entrepot bewaart men niet-ingeklaarde goederen; entrepots staan onder toezicht van douane of belastingadministratie. De schuur is een bergplaats. (Zie: bewaarplaats.) Barakken zijn permanente stenen gebouwen op het terrein van een ziekenhuis, voor verpleging van patiënten met besmettelijke ziekten. Muziekuitvoeringen en dergelijke geeft men in een paviljoen, toneeluitvoeringen in een schouwburg, theater of komedie. Zeer klein is een vestzaktheater, vestzakschouwburg of microtheater. Een keet (zie aldaar) is van hout gemaakt, en is verplaatsbaar en klein. Ketelhuis duidt een gebouw aan waar de stoomketels van een fabriek zich bevinden. Een gebouw dat in ernstige staat van verval verkeert, is hetzelfde als een bouwval. Bedrijfspanden dienen voor het uitoefenen van een bedrijf; in een winkelpand is een winkel gevestigd, in een fabriek worden goederen geproduceerd. Vroeger bezaten gilden een gildehuis. Op kerkhoven staat een knekelhuis, waar uit opgeruimde graven afkomstige beenderen worden opgenorgen, in België beenderhuis geheten. Vergaderingen houdt men in een lokaal, dat bijvoorbeeld ook kan dienen als verblijf voor pauzerende trambestuurders. Het lokaal waarin een bewaker of een wacht zich ophoudt, noemen we een wachthuis; een schilderhuis is een verplaatsbaar militair wachthuis. De wolkenkrabber of skyscraper is zeer hoog en omvat woningen of kantoren. Het kan dus een flatgebouw zijn (zie aldaar). De verblijfplaats van kloosterlingen is het klooster: een priorij staat onder leiding van een prior, een hospitium herbergt reizigers, een abdij is zelfstandig en is bedoeld voor mannen of vrouwen. Islamieten houden hun godsdienstoefeningen in een moskee, christenen in een kerk. Bedehuis is een plechtig woord voor een gebouw voor godsdienstoefeningen in het algemeen, en is synoniem met het archaïstische godshuis. Joden bezoeken een synagoge of, informeel, jodenkerk. Bij een vorstelijk of adellijk paleis en dergelijke kan een kapel, bidplaats of oratorium horen, een gebouw voor besloten godsdienstoefeningen. Ambtshalve is een ambassadeur gevestigd in een ambassade.
Zie: bouwwerk.
Zie: bureau; verblijf ; vertrek.
Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
gebouw
gebouw - zelfstandig naamwoord
uitspraak: ge-bouw
1. waar je in kunt wonen of werken
♢ ons kantoor is in dit gebouw
Zelfstandig naamwoord: ge-bouw
het gebouw
de gebouwen
het gebouwtje
Synoniemen
pand