('dwingən) (dwong, heeft gedwongen)
1. noodzaken, maar sterker : iemand te spreken; zich tot vriendelijkheid -; gedwongen worden, zijn iets te doen. → koers, lening. Syn. → dringen.
2. door voortdurend aandringen zijn zin zoeken te krijgen : wat kan dat kind toch -.
3. levendig houden zonder enige behoefte : het vriendschappelijk verkeer -; dat laat zich niet -.