I. bn. en bw. (-der, -st)
1. waarin geen of weinig licht is: een vertrek; een -e avond.
Syn. ➝ donker.
2. geen of weinig licht gevend: de maan is een lichaam, dat van de zon zijn licht ontvangt.
3. arm aan geestelijk licht: -e en onkundige tijden.
4. waarop weinig licht valt, verborgen; een plaatsje; een leven leiden.
5. moeilijk te verklaren of op te helderen: een -e tekst; een punt; -e zaken; het is mij -.
Syn. geheimzinnig, onduidelijk, raadselachtig, verborgen, verholen.
6. niet scherp omlijnd, vaag: een denkbeeld, vermoeden; beschreven.
7. onbekend: de -e toekomst.
II. o.
1. duisterheid: in het zitten; het valt.
2. onduidelijkheid, onzekerheid: in het gehuld; in heitasten, over generlei gegevens beschikken om een oordeel te vellen: in het zijn omtrent iets, niet weten hoe de zaak zich heeft toegedragen.