drinken - een hoeveelheid vloeistof tot zich nemen. Het woord kan een lijdend voorwerp bij zich hebben, maar dat is niet verplicht. Synoniem in hoogst informele stijl is zuipen: 'hij zoop veertien glazen'. Belgen zeggen ook lampetten, een woord dat ook het stijlkenmerk 'plat' heeft. Een lijdend voorwerp is wel verplicht bij achteroverslaan en naar binnen slaan: snel drinken. Stevig drinken heet hijsen of de keel smeren; snel en met grote slokken drinken is zwelgen, met weglaatbaar lijdend voorwerp. Alcohol (maar niet per se veel) gebruiken noem je in informele stijl innemen of de keel spoelen, in België pinten. Veel innemen is hem raken of het vlees onder de pekel houden. Borrelen: een of meer borrels drinken voor het avondeten. Veel alcohol gebruiken uit verslaving is aan de drank zijn, drinken, pimpelen, aan de pimpel zijn, en informeel aan de flep zijn, aan de fep zijn, feppen, 'm lusten, of zuipen. Maar ook bij verslavingen zijn er gradaties. Wie hevig aan de drank is, drinkt als een ketter, als een tempelier, als een beest, als een spons, enzovoort. Opdrinken, uitdrinken of soldaat maken (informele stijl), helemaal drinken, heeft een verplicht lijdend voorwerp; opslobberen, opslorpen of opslurpen gaat gepaard met slurpen. Je nipt een teugje uit een glas. Leppen betekent: drinken met kleine teugjes; bij lurken is het goed te horen dat er wordt gedronken (denk aan een baby met een zuigfles). Lebberen is zacht slobberen met kleine teugen.

Zie: consumeren; drank, aan de - zijn; slempen.

Gezegde(s):
• hem raken
• zich laven
• soldaat maken
• zich een roes aandrinken
• aan de rol zijn, aan de zwier, aan de zwabber
• een graantje pikken
• van de brouwer zijn hond gebeten zijn
• het vlees goed onder de pekel houden
• er niet in spugen
• in de kan kijken
• de kan aanspreken
• bezaanschoot aan!
• drinken als een Tempelier
• het grondsop is voor de goddelozen

Spreekwoord(en):
• men verdrinkt vlugger in een borrel dan in de zee
• was de brouwer er vandaag, is er naar het brood geen vraag
• drinken brengt leed, niet drinken verdubbelt het
• we drinken om onze zorgen te vergeten, maar onze zorgen kunnen zwemmen

drinken - onregelmatig werkwoord
uitspraak: drin-ken

1. vloeistof in je mond laten lopen en doorslikken
♢ we drinken een glas melk
2. regelmatig sterke drank gebruiken
♢ als er problemen zijn, gaat hij drinken

Onregelmatig werkwoord: drin-ken
ik drink
jij/u drinkt
hij/zij drinkt
wij/zij/jullie drinken
ik/jij/u/hij/zij dronk
wij/zij/jullie dronken
hij heeft gedronken
drinkend, drinkende