Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

dorp

betekenis & definitie

o. (-en; -je)

1.

Eig. groep van woningen op het platteland, talrijk genoeg om een straat te vormen en gewoonlijk in het bezit van een kerk : op een wonen; een is groter dan een gehucht; officieel spreekt men niet van -en, maar van gemeenten; het rode [gevangenis bij het Leidse Plein te Amsterdam, waarbij een molen stond en een aantal huisjes met rode daken] de gevangenis. → stad.

2. Metn. gezamenlijke bewoners van een dorp : het halve snelt toe. Tgst. stad.

< >