('do:r) v. (-n) [doorsnijden I 2]
I. Eig. het doorsnijden. -
II. Metn.
1. vlak, waarlangs een voorwerp is doorgesneden of doorgesneden gedacht wordt: de van een figuur.
2. tekening in doorsnede : een horizontale, vertikale -; een → bloem in -; een van iets maken.
3. middellijn van het snijvlak, ter plaats van de grootste of gemiddelde dikte : aardappelen van 4 cm -; in -, gemiddeld genomen.