o. (-en; -etje) [~ Eng. thing ~ Lat. tempus, tijd nl. voor een rechtshandeling]
I. Veroud.
geding, rechtszaak. II. Algm. alles wat werkelijk is, konkreet of abstrakt en dat men op een onbepaalde manier aanduidt nl.
1. iets levenloos : een mooi albasten -etje. Syn. schepsel, voorwerp, wezen. zaak.
2. handeling: alle goede -en bestaan in drieën, schertsende rechtvaardiging voor het driemaal herhalen van een handeling.
3. aangelegenheid : een moeilijk -.
4. gebeurtenis : de -en die komen zullen; gedane -en hebben, nemen geen keer, men kan het gedane, gebeurde niet ongedaan maken.
5. kind, meisje : ’t is niet goed voor zo’n jong -.