Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

dierkunde ('di:r) v. (-n)

betekenis & definitie

1. Eig. wetenschap der dieren.

2. Metn. boek daarover. Syn. zoölogie,
I. INDELING

De dierkunde handelt over de inwendige bouw (ontleedkunde, anatomie), inz. van de weefsels (weefselleer, histologie)', over de ontwikkeling uit het embryo (embryologie), de levensverrichtingen (fysiologie) en de groepering in een systeem (systematiek) van de dieren.

II. GESCHIEDENIS

1. Oudheid en Middeleeuwen. Het begin der zoölogische wetenschap ligt in de vóórhistorische tijd. Het werk van ARISTOTELES, die reeds mededelingen aan de „ouden” ontleent, is het eerste systematisch onderzoek. Na hem zijn uit de Oudheid te noemen : PLINIUS de Oude en GALENUS. Deze was in de middeleeuwen, naast de Physiologus, de onfeilbare bron van alle kennis op dierkundig gebied.
2. Nieuwe en Nieuwste Tijd.

Nieuw leven bracht in de XVIe eeuw de grote ontleedkundige VESALIUS (Z. N.) en ook GESNER. Vesalius’ werk werd door HARVEY en SWAMMERDAM (N. N.) aangevuld, terwijl VAN LEEUWENHOEK (N. N.) en MALPIGHI, met behulp van de mikroskoop, belangrijke ontdekkingen deden. In de XVIIIe eeuw, waarin de liefhebberijzoölogie bloeide (o. a.

BUFFON), vond het werk van die grote geleerden in verschillende richtingen zijn voortzetting. LINNAEUS (leerling : FABRICIUS) bracht door zijn systematiek, orde in de opgestapelde massa bouwstoffen. Op het gebied der anatomie onderscheidden zich CAMPER (N. N.), TREMBLEY, en vooral CUVIER, de grondlegger der vergelijkende anatomie, die overal ijverige navolgers vond : MILNE-EDWARD en LACAZE-DUTHIERS in Frankrijk, OWEN en HUXLEY in Engeland, GEGENBAUR in Duitsland. Gelijktijdig met de vergelijkende anatomie kwam ook de histologie op met BICHAT, VIRCHOW en LEYPIG. De fysiologie werd door HALLER, MÜLLER en zijn leerlingen Du BOIS-REYMOND en VON HELMHOLTZ alsmede door LUDWIG en BERNARD beoefend.

Eindelijk ontwikkelde zich de embryologie door de werken van VON BAER, KOVALEVSKY, BALFOUR, HERTWIG. Door de oprichting van dierentuinen, van zoölogische stations, meestal aan de zeekust, en van laboratoria aan de universiteiten, door de verfijning der technische middelen inz. der mikroskopen, werd de dierkunde in de XIXe eeuw zeer bevorderd. En het verband tussen alle onderzoekers van verschillende nationaliteit werd door kongressen en tijdschriften gelegd. Andere bekende dierkundigen uit de XXeeeuw zijn : VAN BENEDEN (Z. N.), en BREHM, uit de XX8→8 eeuw FABRE, BOS (RITZEMA) (N. N.).

THIJSSE (N. N.).

Levensduur der dieren maximum- jaren

1. gans 300 specht 60 hond 15

papegaai struisvogel mier raaf uil ree reuzen- 18. beer 40 rendier schildpad dromedaris schaap

6. olifant 200 kraanvogel - wolf
7, valk 162 neushoorn 35. eekhoorn 10
8. karper 150 nijlpaard kat

snoek paard konijn

10. gier 115 24. hert 30 vos
11. arend 104 25. bever 25 worm
12. zwaan 102 kanarie 40. muis 4
13. duif 60 27. eland 20 rat

reiger 28. geit 15 42. haas 3

< >