('di:rəni) m. Sterrenk. denkbeeldige gordel aan de hemel met de meestal naar dieren genoemde twaalf sterrenbeelden of hemeltekens, welke de zon jaarlijks schijnt te doorlopen : de eerste drie tekens van de heten lentetekens, de drie volgende zomertekens enz. → Dendera.
Syn. zodiak.Enc. De dierenriem is ruim 20° breed en begrepen tussen twee met de ekliptika (ee) parallel lopende cirkels. Hij is verdeeld in 12 vakken, elk van 30°. Die vakken zijn achtereenvolgens:
1) de Ram
2) de Stier
3) de Tweelingen
4) de Kreeft
5) de Leeuw
6) de Maagd
7) de Weegschaal
8) de Schorpioen
9) de Schutter
10) de Steenbok.
11) de Waterman
12) de Vissen
De zon, die zich op 21 maart (lente) in het teken van de Ram bevindt en er een maand blijft, doorloopt schijnbaar telkens in die tijd een der volgende tekens, zodat zij op 21 juni (zomer) in de Kreeft, op 21 september (herfst) in de Weegschaal en op 21 december (winter) in de Steenbok staat. Wegens het verschuiven van de nachteveningspunten (snijpunten van de hemelekwator en de ekliptika komen thans de genoemde vakken van de dierenriem niet meer overeen met de stand der sterrenbeelden, waaraan zij hun naam ontleenden (precessie).