('buidәl) m. (-s; -tje)
1. Eig. Veroud. geldzak, -beurs : een met geld. Gez. iemand de lichten, hem bestelen; in de blazen, een tamelijk grote som gelds besteden; met volle terugkeren, rijk. Syn. → beurs.
2. Metf. zakvormige huidplooi bij sommige dieren.