Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

geld

betekenis & definitie

o. (-en; -je) [Got. gild, vergoeding]

I. Eig.
1. algemeen ruilmiddel van metaal of papier: baar, echt, gangbaar, gemunt, gereed, kontant, lopend, papieren, vals, waardeloos -; (aan)munten, in omloop brengen, namaken, vervalsen; beleggen, lenen, voorschieten; uitzetten tegen zes percent; om verlegen zijn, vragen; iemand aan helpen; iemand afzetten; om het nodige verzoeken; de waarde van het niet kennen; geen bij zich, op zak hebben; voor - en goede woorden krijgt men veel gedaan; geen -, geen liefde. Gez. bulken van het -, overmatig rijk zijn; dat is waard, is veel waard, brengt veel op of is buitengewoon aardig, kostelijk, onbetaalbaar; daar zit -, hij is rijk; die heeft, heeft ’t geweld, die rijk is, is machtig; ergens veel in laten zitten, er bij verliezen; geen -, geen Zwitsers [vroeger: gevraagde huursoldaten], zonder betaling, geen waar; als water verdienen, zoveel men wil; beginnen te voelen, beginnen te bemerken dat men welgesteld is; in het water gooien, smijten, werpen, het roekeloos verspillen; in iets steken, er aan wagen; - of schijven op zijn kant zetten, geld opsparen, potten; uit iets slaan, er aan verdienen; verzoet de arbeid, geld maakt dat men de arbeid niet met tegenzin uitvoert; wil bij - of wint - of zoekt -, wie eenmaal geld heeft, zal er gemakkelijk nog bijwinnen; goed naar kwaad gooien, onnodige kosten maken voor een onbereikbaar doel; goed voor het zijn, rijk genoeg zijn om het verschuldigde geld te kunnen voldoen of eerlijk zijn; grof verdienen, veel geld; het brandt in zijn zak, hij moet het dadelijk uitgeven; het danst in de zak, hij is al te geneigd om het uit te geven; het dat stom is, maakt recht wat krom is, met geld kan men veel goed maken, het regeert de wereld; het druipt, gaat gauw, glijdt door de vingers, wordt ongemerkt uitgegeven; het glipt hem door de vingers, hij geeft te veel geld uit; het groeit mij niet op de rug, ik kom er niet zo gemakkelijk aan; het is dun bij hem gezaaid, hij is niet bemiddeld; het met handen vol weggooien, uitermate verkwistend zijn; het valt, verdwijnt daar in de zinkput, zij komen daar altijd geld te kort; iemand uit de zak kloppen, hem geld doen geven; iets te -e maken, verkopen; in betalen, met klinkende munt of papieren geld.

Tgst. in natura; klein kleine geldstukken als pasmunt; kopen kost -, wie kopen wil, moet geld hebben; koperen -, koperen zielmissen, zo geld, zo waar; met smijten, er veel uitgeven; naar ruiken, duur zijn; voor - en goede woorden kan men overal terechtkomen, wie geld te zijner beschikking heeft en beleefd is, wordt overal voortgeholpen; zijn in armoede verteren, niet het genoegen er van hebben, dat men zou kunnen hebben; zijn kwijtraken, ook Fig. moeten betalen; zijn niet laten beschimmelen, het niet bewaren; zijn te grabbel gooien, het verkwisten; ➝ appel, appelman, ei, tijd, woord.

2. Uitbr. geldelijk vermogen, middelen: iemand zonder -; (geen) hebben; mensen van -; van zijn leven, van zijn renten.

II. Metn.

1. Algm. zekere hoeveelheid geld, geldsom; voor of om geen ter wereld; -en verzekeren; -en op interest zetten.
2. Inz. geld dat iets kost, prijs; kinderen betalen half -.

Enc. Vroeger gebruikte men allerlei voorwerpen als ruilmiddelen die de taak van geld verrichtten en dat is thans nog het geval bij verschillende natuurvolken. Bij enkele Australische stammen staan mannen tijdelijk een van hun vrouwen af tegen betaling met wapens (o.a. boemerangs, schilden) of gereedschappen (o.a. hakken). Ook sieraden komen veel als geld voor. Op de Andamanen was lange tijd rode verf, om mooie strepen op het lichaam te maken, een algemeen ruilmiddel. De paarlemoerschelp was vroeger algemeen en is thans nog in vele streken een waardevol ruilmiddel.

Kledingstukken werden eveneens veel als geld gebruikt. Bij de Russen, de Skandinaviërs en de Siberische volken dienden vroeger pelzen als dusdanig. Stukken katoen en hemden in Afrika, dekens aan de noordwestkust van Canada, doen dezelfde dienst. Vroeger betaalde men ook met vee (runderen, schapen), waarop nog het Latijnse woord pecunia [vee] wijst. In vele landen waren levensmiddelen eveneens betaalmiddelen o. a. rijst in Japan, tee in Midden-Azië. Genotmiddelen als stukken zout in Afrika, tabak in Australië, komen nog vrij algemeen als geld voor.

Geneesmiddelen worden eveneens als dusdanig gebruikt. Schelpegeld, dat zijn waarde uitsluitend ontleent aan het verkeer, kan als een overgangsvorm naar het metalen geld aangezien worden. Verschillende natuurvolken gebruiken metalen geld in de vorm van gouden, zilveren, koperen, bronzen, tinnen baren. Vooral in Afrika heeft men baren met opschriften aangetroffen. De oudste bekende munten zijn van zilver en werden in Griekenland en Klein-Azië gevonden. Een der oudste is de dareikos van Dareios I (± 500 v.K.).

Een beroemde munt uit de XVIIIde eeuw is de Maria-Teresiadaalder die thans in het Europees betalingsverkeer is vervallen, maar nog in streken van Noord-, Midden- en Zuid-Afrika in de behoeften van de handel voorziet. Voor het slaan van munten gebruikt men edele metalen wegens hun eigenschap nl. algemeen erkende innerlijke onveranderlijke waarde, belangrijke waarde in betrekking tot gewicht en volume, onveranderlijkheid in fysiek en chemisch opzicht, grote deelbaarheid zonder dat de betrekkelijke waarde verandert, gemakkelijke en weinig kostbare fabrikatie, grote gemakkelijkheid om erkend te worden door kleur, klank, gewicht en toetsing. Giro mag men ook als een vorm van geld aanzien ; want het geld heeft hier alleen zijn stoffelijke vorm (metaal) afgelegd. Giroverkeer had men reeds in de middeleeuwen, vooral in de Italiaanse stadsrepublieken, en later bij de Vlaamse, Hollandse en Westduitse wisselbanken. Een bezuiniging op metalen geld is het papieren geld dat in het begin der XVIIIde eeuw, vooral in Frankrijk, opkwam.