Wat is de betekenis van buidel?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

buidel

buidel - Zelfstandignaamwoord 1. een stevige, vaak leren of stoffen zak waarin vaak kostbare zaken zoals geld meegedragen worden Hij tastte eens diep in de buidel. 2. huidplooi bij buideldieren waarin de jongen zich ophouden Onlangs werd bij de kangaroe zo'n fot...

2024-04-19
Dromen encyclopedie

Fink (1998)

Buidel

Een lege buidel kan te maken hebben met de leegte in onze relaties. Een volle buidel kan op een al te egocentrisch gedrag tegenover degene, die ons het meest vertrouwd is, duiden. (Zie ook ‘Tas’).

2024-04-19
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

buidel

buidel - Tasjes waarvan men de opening kan sluiten door aan een koord of riempje te trekken.

2024-04-19
Biologische encyclopedie

G. Th. van Kempen (1974)

buidel

open huidplooi bij wijfje aan de buik, waarin de tepels zitten. Bij buideldieren worden de jongen zeer onvolkomen geboren. Ze brengen nog een tijd, variërend van 2 tot 8 maanden, in de buidel door.

2024-04-19
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

buidel

(geld)sak, beurs (om nek gedra); sak waarin kleintjies gedra word (kangaroe).

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Buidel

s., buel, budel, tas, pong, puiltsje (it), pûltsje (it).

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Buidel

Buidel - (Marsupium) algemeen aangetroffen bij de wijfjes der buideldieren onder de buikstreek, is een zakvormig orgaan, ontstaan uit een huidplooi en voorzien van een meestal naar voren gerichte opening. In de buidelholte monden de melkklieren uit. Na zeer korten draagtijd (soms slechts 8 dagen) worden de jongen geboren en in den buidel geplaatst,...

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

buidel

('buidәl) m. (-s; -tje) 1. Eig. Veroud. geldzak, -beurs : een met geld. Gez. iemand de lichten, hem bestelen; in de blazen, een tamelijk grote som gelds besteden; met volle terugkeren, rijk. Syn. → beurs. 2. Metf. zakvormige huidplooi bij sommige dieren.