('blijtschap) v.
1. Eig. gevoel van voldoening : met vernemen; van tranen storten.
2. Metn. reden tot voldoening, geluk: want gij zijt onze -. Syn. blijheid, blijmoedigheid, dartelheid, genoegen, joligheid, lust, plezier, pret, verheuging, vermaak, verrukking, vreugde, vrolijkheid. Tgst. →: droefheid.