Wat is de betekenis van blijdschap?

2024-10-14
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-10-14
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

blijdschap

blijdschap - Zelfstandignaamwoord 1. een aangename stemming De blijdschap was groot bij het weerzien. Woordherkomst Afgeleid van blij|blij(de) met het achtervoegsel -schap Synoniemen vreugde

2024-10-14
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

blijdschap

blijdschap - zelfstandig naamwoord uitspraak: blijd-schap 1. gevoel van blij zijn ♢ met blijdschap deel ik u mee dat er een zoon geboren is Zelfstandig naamwoord: blijd-schap de blijdschap Synoniemen v...

2024-10-14
Filosofisch woordenboek

Paul Frentrop (2001)

Blijdschap

Honden kunnen heel goed blij zijn. Als het baasje terugkomt bijvoorbeeld. Hun blijdschap uit zich in kwispelen. Blijdschap is een sociaal gevoel. Het moet gedeeld worden. Met blijdschap geven wij kennis. Katten zijn niet blij, maar kunnen wel goed genieten. Als ze gestreeld worden bijvoorbeeld. Genieten uit zich bij hen in spinnen. Het is een indiv...

2024-10-14
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Blijdschap

s., blydskip; zijnniet op kunnen, der net oer út kinne.

2024-10-14
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-10-14
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Blijdschap

BLIJSCHAP, v., 1. vrolijkheid; 2. sterk gevoel van voldoening, aangename stemming: haar hart klopte van blijdschap; met blijdschap iem. begroeten, helpen; dat is geen lange blijdschap geweest, daar hebben ze niet lang pleizier van gehad; 3. dat waarin men zich verheugt: Gij zijt onze blijdschap (1 Thess. 2 : 20).

2024-10-14
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

blijdschap

v. (gevoel van vreugde, voldoening enz.; aangename stemming): met, van blijdschap.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-10-14
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

blijdschap

('blijtschap) v. 1. Eig. gevoel van voldoening : met vernemen; van tranen storten. 2. Metn. reden tot voldoening, geluk: want gij zijt onze -. Syn. blijheid, blijmoedigheid, dartelheid, genoegen, joligheid, lust, plezier, pret, verheuging, vermaak, verrukking, vreugde, vrolijkheid. Tgst. →: droefheid.