(vol'doening) v. (–en)
I. [voldoen 1] volledige betaling.
II. [voldoen 2]
1. Algm. genoegdoening, tevredenheid : tot aller –; iemand – vragen, geven, schenken; – over iets hebben.
2. Inz. genoegdoening voor de goddelijke gerechtigheid : de leer der –.
III. [voldoen 4] vervulling.