Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 29-06-2020

bijl

betekenis & definitie

v. (-en; -tje) [msch. bijten] scherp hak werktuig : met de bomen vellen.

Gez. de aanleggen, gaan vellen; de ligt reeds aan de wortel, aan de stam, de straf is nabij ; er met de grove, brede in hakken, ruw te werk gaan of grof verteren of grote woorden gebruiken; het -tje er bij neerleggen, ophouden met werken; het -tje kwijt zijn, bedremmeld staan; het -tje zoeken, uitvluchten zoeken; met dat -tje heb ik al zo lang gehakt, dat werk heb ik al zo lang gedaan; zien hoe de aan, in de steel zit, hoe de zaak in elkaar zit. Syn. →: aks.